NL EN

Waaruit bestaat voeding?

Een voedingsstof is een voedend bestanddeel dat door maag en darmen wordt opgenomen en aan het bloed wordt afgegeven. Voedingsstoffen kunnen we onderscheiden naar functie of naar hun samenstelling/eigenschappen.
De functies van voedingstoffen zijn;
brandstoffen; geven het lichaam energie
bouwstoffen; nodig voor de opbouw, groei en herstel van het lichaam en vervanging van de lichaamscellen
bescherming; zorgen voor weerstand van het lichaam en voor een goed verloop van de lichaamsfuncties


7 ELEMENTEN

De voeding voor de hond kunnen we verdelen in 7 elementen.
Eiwitten, Vetten, Koolhydraten, Ruwvezel, Vitamines, Mineralen, Sporenelementen en Water

EIWITTEN:
Ook wel proteïne genoemd zijn de bouwstenen van het lichaam. Eiwitten zijn te verdelen in dierlijke o.a. vlees, vis, eieren en zuivelproducten en plantaardige eiwitten o.a in peulvruchten, groenten en granen.
Eiwitten zijn de bouwstenen van het lichaam, maar het lichaam kan de in voedsel aanwezige eiwitten niet zonder bewerking gebruiken, ze moeten eerst omgezet worden naar de kleinst moglijke bouwstenen, zogenaamde aminozuren.
Aminozuren zijn dus de bouwstenen van eiwitten. In het maag-darmkanaal worden de eiwitten gesplitst tot aminozuren. Dat gebeurt met behulp van enzymen. Enzymen zijn lichaamseigen eiwitten die stofwisselingsprocessen
versnellen zonder daarbij zelf verbruikt te worden. Het zijn de zgn. biokatalysatoren. De verzamelnaam voor enzymen die eiwitten splitsen is proteasen.

Aminozuren zijn verbindingen van koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof, en in sommige ook zwavel en fosfor.
Er zijn een 20-tal verschillende aminozuren bekend, waarvan er 10 essentieel zijn, wat betekend dat ze niet door het lichaam zelf kunnen worden opgebouwd.
Deze dienen daarom ook in verteerbare vorm in de voeding aanwezig te zijn om te komen tot een hoge biologische waarde (BW) van het eiwit.
Eiwitten met een hoge biologische waarde zijn belangrijk, ontbreekt er namelijk een van de essentiele aminozuren dan daalt de BW van het eiwit enorm.
Enkele eiwitten met een hoge biologische waarde zitten o.a. in melk, eieren, vlees en vis. Eiwitten uit bijv. planten hebben een lagere BW en zijn daarom minder geschikt als eiwitaandeel in voeding.

VETTEN:
Vetten hebben een hoge verbrandingswaarde/energetische waarde (bijna dubbel t.o.v. eiwitten en koolhydraten) en geven het lichaam daarom veel warmte en energie. Vetten zijn opgebouwd uit C (koolstof)
(H) Waterstof en (O) zuurstof. Het is de structuur en opbouw van deze elementen die van de combinatie een ‘vet’ maken. Vetten zijn te verdelen in verzadigde vetzuren en onverzadigde vetzuren. Van de laatste
zijn er een 3-tal welke de hond niet zelf kan opbouwen. Dit zijn de essentiele onverzadigde vetzuren zoals arachidonzuur, linoleenzuur en linolzuur.
Honden hebben vetten nodig omdat ze EFA’s bevatten (essential fatty acids), de essentiele vetzuren.
Essentiële vetzuren zijn van levensbelang voor het goed functioneren van allerlei lichaamsprocessen en beschermen gezonde weefsels, cellen en organen, zorgen voor een goede darmpassage en zijn nodig voor de aanmaak van rode bloedkleurstof,
de opname van eiwitten en de aanmaak van gezond sperma. Essentiële vetzuren ondersteunen bovendien de afweer tegen infecties, een goede spierontwikkeling en zijn erg belangrijk
voor soepele gewrichten, de huid en de vacht. Essentiële vetzuren helpen het lichaam bij de opname van zuurstof en dragen daardoor bij aan een goede conditie en een snel
herstel na inspanning. Ook lijkt er een verband te bestaan tussen een tekort aan essentiële vetzuren en het ontstaan van gedrags- en concentratieproblemen.

KOOLHYDRATEN:
Koolhydraten zijn bijna altijd van plantaardige oorsprong. Koolhydraten zijn chemisch opgebouwde ketens bestaande uit sacchariden (suikers). Ze bestaan uit de elementen zuurstof (O), koolstof (C) en waterstof (H).
We onderscheiden monosaccharides, oftewel de enkelvoudige suikers zoals glucose, fructose en galactose. Naast de enkelvoudige suikers bestaan er ook dubbele suikers, ook wel disacchariden genoemd. We kennen sacharose (uit suikerbieten en suikerriet), maltose en lactose (afkomstig uit melk, dus van dierlijke oorsprong). Vrijwel in alle voedingsstoffen komen koolhydraten in de vorm van zetmeel of cellulose voor. Deze worden polysacchariden
genoemd en zijn afkomstig uit planten. Het zijn verbindingen uit meerdere monosacchariden en disacchariden. De bekendste zijn zetmeel, opgebouwd uit glucose moleculen en komt in grote hoeveelheden voor in aardappelen, mais, rijst, peulvruchten en graanproducten. Glycogeen is evenals zetmeel ook opgebouwd uit glucosemoleculen en ligt opgeslagen in de lever en de spieren. Het glycogeen uit de lever dient om het glucosegehalte van het bloed op peil te houden terwijl het glycogeen wat opgeslagen is in de spieren -na omzetting in glucose- bij extra inspanning direct als brandstof kan worden aangewend. Cellulose is een extra laag op het celmembraan van plantencellen, en wordt niet verteerd door enzymen maar door koloniën van bacteriën in de dikke darm (darmflora). Wanneer koolhydraten (groenten, vruchten, zetmeelachtige producten) gekookt, fijngehakt of gemalen worden kunnen de voedingsstoffen die in de plantencellen zitten toch door de hond benut worden. Omdat polysacchariden niet door de darmwand opneembaar zijn, moet de hond deze eerst geschikt voor gebruik maken, of te wel zo klein mogelijk maken.
Dus polysacchariden —–omzetting ——-> disaccharden —–omzetting —> monosacharriden. Het proces van omzetting gebeurt onder invloed van enzymen. Amylase is de naam voor de enzymengroep die het vermogen heeft om koolhydraten te splitsen.
Bij de mens zit amylase in het speeksel, de hond heeft dit niet. Pas in het darmstelsel start de vertering van de koolhydraten, waarbij zetmeel wordt omgezet in glucose.

RUWVEZEL:
Ruwvezel heeft geen enkele voedingswaarde. Onder ruwvezel verstaan we die stoffen die onverteerbaar of bijna onverteerbaar zijn voor de hond. De meeste producten waarin koolhydraten voorkomen bevatten ruwvezel. Hoewel de voedingswaarde dus nul is, is het wel een waardevol onderdeel van het dieet van de hond;
– goed voor de maagvulling
– bevordering van de peristaltiek van de dikke darm
– stimuleert een goede stoelgang

VITAMINES:
Vitaminen zijn stoffen die in zeer kleine hoeveelheden in het voedsel zitten. Ze hebben een katalyserende werking en hebben een belangrijke taak bij de levensverrichtingen van het (jonge) dier.
Ze zijn ook noodzakelijk om het dier te beschermen tegen ziektes en gebreken.
We onderscheiden 2 groepen vitaminen;
– in vet oplosbare vitaminen, A, D, E en K
– in water oplosbare vitaminen B en C.

Vitamine A: [retinol]
Vitamine A heeft veel functies. Het is belangrijk voor het zicht, de huid, skeletvorming en het weerstandsvermogen. Vitamine A wordt door honden uit de lever van hun prooi gehaald. Ook eidooiers,visolie en melk zijn goede bronnen van vitamine A. Een langdurig tekort aan vitamine A kan o.a. nachtblindheid, een droge en schilferige huid, een doffe vacht en zelfs blindheid veroorzaken. Tevens wordt een hond dan vatbaarder voor allerlei ziekten en gaat de kracht van de voortplanting achteruit. Vitamine A wordt in principe niet door het lichaam zelf gemaakt maar moet uit de voeding gehaald worden. De hond kan echter wel zelf vitamine A maken in de lever uit caroteen, (provitamine A) wat o.a. wortels en spinazie zit.

Vitamine D: [calciferol]
Vitamine D helpt het lichaam om het calcium en fosforgehalte in balans te houden en goed op te nemen uit de voeding. Het zorgt voor sterke botten en tanden. Vitamine D wordt onder invloed van zonlicht aangemaakt in de huid. Een dichte vacht kan dit vermogen echter verhinderen. Vitamine D is te vinden in levertraan, (vette) vis, eieren, room, kaas, boter of te wel uit voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong.

Vitamine E: [tocoferol]
Vitamine E functioneert tezamen met het mineraal selenium als anti-oxidant en beschermt meervoudig onverzadigde vetzuren in de cellen, de bloedbaan en spierweefsels tegen vrije radicalen. Het heeft tevens een gunstige werking op de voortplanting en op de spiervorming. Vitamine E is goed voor hart- en bloedvaten en bij neurologische aandoeningen. Hardwerkende honden en honden met Demodex (huidparasiet) hebben baat bij extra vitamine E. Vitamine E is te vinden in tarwekiemen, eidooier en plantaardige oliën.

Vitamine K: [fylochinon]
Vitamine K speelt een belangrijke rol bij het stollingsproces van bloed. Vitamine K2 wordt door darmbacterieen van de hond geproduceerd in kleine hoeveelheden. Vitamine K1 is te vinden in groene plantendelen, bladgroenten, vismeel, rundvlees en olijfolie.

Vitamine B:
Vitamine B complex is een verzamelnaam voor 8 in water oplosbare vitamines. Ze spelen een belangrijke rol in cellulaire stofwisseling. Veel soorten B-vitaminen worden gemaakt door bacterieen in de darmen.
Anti-biotica kunnen een bedreiging vormen voor deze bacterien. Als uw hond een antibioticakuur heeft ondergaan, kan hij baat hebben bij een veilig supplement, zoals biergisttabletten.

Vitamine B1 [thiamine]
Zorgt ervoor dat suikers omgezet worden in energie en vet. Het komt voor in o.a. gekookte eieren, lever, nieren, groente, vruchten, melk en vooral in gist. Rauwe zoetwatervis en haring breken de vitamine af.

Vitamine B2 [riboflavine]
Heeft een belangrijke rol bij de produktie van rode bloedcellen, die verantwoordelijk zijn voor het zuurstoftransport in het bloed. Een tekort leidt o.a. tot bloedarmoede. Het komt voor in gist, vlees, melk en eieren

Vitamine B3 [nicotinezuur]
Een tekort van deze vitamine ook wel niacine genoemd kan stemmingswisselingen veroorzaken, diarree, slechte adem, gezwellen in de mond en ontstekingen van de huid. Het komt voor in lever, nieren, vlees, vis, gevogelte, granen en koffie.

Vitamine B5 [pantotheenzuur]
Zorgt voor de weerbaarheid van het lichaam tegen infecties en allergieen. Het heeft een gunstig effect bij een laag bloedsuikergehalte, het werkt bovendien samen met Vitamine A t.b.v. het behoud van de slijmvliezen
en met Vitamine C t.b.v. de aanmaak van cortisol (bijnierschorshormonen).
Het komt vrij algemeen voor in verschillende plantaardige en dierlijke producten. Veel komt het voor in eiwit, volkoren producten, noten, rijst, vruchten, groente, melk en biergist

Vitamine B6 [pyridoxine]
Is een vitamine die verantwoordelijk is voor veel functies in het lichaam, w.o. het zenuwstelsel, de huid, vorming van rode bloedlichaampjes, zenuw- en spierfuncties, de verwerking van eiwitten en vetten.
Het komt voor in o.a. gist, bruine rijst, lever, nieren, bruin brood, tarwekiemen, sojabonen.

Vitamine B8 [biotine]
Biotine speelt een belangrijke rol bij de vet- en suikerstofwisseling en productie van vetzuren. Biotine is ook nodig om vitamine C op te kunnen nemen uit de darmen. Tevens is het belangrijk voor de groei en
herstel van huid, haar, nagels, zenuwen en beenmerg. Het wordt vaak ingezet bij problemen met de vacht. Gist en koninginnegelei bevatten een grote hoeveelheid biotine. Ook in orgaanvlees, eidooiers, havervlokken rijst en peulvruchten, bieten, tomaat en wortelen komt het voor. Avidine (een antivitamine in bijv. in het eiwit van rauw ei) kan biotine binden waardoor het niet meer in het lichaam kan worden opgenomen.
Huid- en haarproblemen, zwakke nagels etc. zijn het gevolg.

Vitamine B11 [foliumzuur]
Deze vitamine die ook wel bladzuur wordt genoemd komt veel voor in bladgroenten, vlees, eieren, lever, aardappelen, volkoren produkten, sinaasappelen en fruit in het algemeen. Darmbacterien kunnen ze zelf in kleine hoeveelheden zelf in de darmen aanmaken. Een tekort aan foliumzuur geeft dezelfde symptonen als bij een tekort aan vitamine B12. Beiden werken samen in de vorming van bepaalde zuren die noodzakelijk zijn voor de aanmaak van bloedcellen.

Vitamine B12 [cobalamine]
Belangrijk voor de opbouw van hemoglobine, een eiwit welke in het bloed voorkomt en verantwoordelijk is voor het transport van zuurstof en koolstofdioxide in de rode bloedcellen.
Een tekort aan cobalamine kan onsteking van het mondslijmvlies en de tong veroorzaken, prikkelbaarheid, onaangename lichaamsgeur, zenuwonstekingen, stijve rug en zelfs een vorm van zwakzinnigheid veroorzaken. Vitamine B12 komt enkel in grote hoeveelheden voor in dierlijk voedsel zoals melk, eieren, kaas, vleessoorten en in lever. In de dikke darm kan deze vitamine zelf worden aangemaakt met behulp van de darmflora (colibacterie)

Vitamine C: [ascorbinezuur]
Vitamine C zit volop in verse groenten en fruit. De hond produceert zelf vitamine C uit de voorraad glucose in de lever. Bij jonge honden en drachtige teven werkt dit niet altijd naar behoren en kan er vitamine C bijgevoerd worden. Omdat honden plantaardig voedsel slecht verteren vanwege de cellulose moeten de celwanden stuk gemaakt worden. Vitamine C is een goede antioxidant maar de werking wordt onder invloed van zonlicht snel minder.

Provitaminen:
Pro-vitamines zijn stoffen die het lichaam zelf kan omzetten in vitamines. De belangrijkste is bèta-caroteen. Deze stof kan worden omgezet in vitamine A, en wordt dus provitamine A genoemd.
Provitamine D kan in de huid onder invloed van zonlicht wordt omgezet in vitamine D. Uit het aminozuur tryptofaan kan het lichaam vitamine B3 (nicotinezuur) maken.

Mineralen & Sporenelementen:
Mineralen en sporenelementen zijn eigenlijk een grote groep zouten. In kleine en zeer kleine hoeveelheden komen ze in ons lichaam voor. Ze zijn anorganisch en bestaan uit twee componenten, t.w. metalen en een zuurrest.
De macro-elementen (mineralen) worden gebruikt voor o.a. de waterhuishouding, zenuwprikkelgeleiding en de cellulaire opbouw.
De micro-elementen (sporen) zijn de katalysatoren bij enzymatische reacties, ze vormen een deel van de enzymen/hormonen.
Al is de benodigde hoeveelheid mineralen slechts klein en bij sporenelementen slechts een ‘spoortje’, toch zijn ze onontbeerlijk voor de hond.

Zuurresten:
Chloor – prikkelgeleiding van de zenuwen
Zwavel – noodzakelijk voor opbouw van zwavelhoudende aminozuren zoals keratine (haar, nagels, huid)
Fosfor – opbouw van botten en tanden

Metalen:
Natrium (N)- zeer belangrijk voor de waterhuishouding
Kalium (K)- belangrijk bij de prikkelgeleiding van de zenuwen
Magnesium (Mg)- onderdeel van enzymen, belangrijk bij de prikkelgeleiding
Calcium (Ca)- bouwstof voor botten en tanden, belangrijk voor het proces van bloedstolling, spierwerking en prikkelgeleiding
IJzer (Fe)- belangrijk voor het binden van zuurstof in hemoglobine

Micro-elementen of sporenelementen:
Zuurresten:
Jodium (J) – ondersteunt de schildklier bij het aanmaken van hormonen
Selenium (Se) – nodig voor opbouw van lever- en spiercellen
Fluor (F) – belangrijk voor de opbouw van tanden. Teveel kan vergiftigingsverschijnselen oproepen en werkt remmend op enzymen
Cobalt (Co) – deel van vitamine B12

Metalen:
Koper (Cu) – noodzakelijk bij de aanmaak van hemoglobine
Mangaan (Mn) – hulpstof voor de lever bij het omzetten van ammoniak naar ureum
Zink (Zn) – onderdeel van enzymen en hulpstof om koolzuurgas uit het bloed los te koppelen bij de ademhaling

WATER:
Water heeft geen voedingswaarde maar is onontbeerlijk voor de hond. Het lichaam bestaat voor het grootste deel uit water, zo’n 60-70%
Een hond kan prima een aantal dagen zonder eten, maar zonder water is het snel afgelopen.
De functies van water zijn:
– het lichaamsvocht op peil te houden
– de warteverdeling in het lichaam te waarborgen
– om dienst te doen bij scheikundige reacties die in een waterige omgeving dienen te verlopen
– als transportmiddelen van de voedingsstoffen en zuurstof

Water wordt openomen door middel van:
– drinken
– voedselopname
– verbranding in de cellen
Water wordt afgegeven via de:
– longen
-darmen
-nieren
-zweet-, speeksel- en traanklieren

Per dag heeft een hond ongeveer 30-60 ml. per kg. lichaamsgewicht nodig
ter illustratie;
een hond van 6 kg. 0,3 liter
een hond van 40 kg. 1,6 liter

De hond dient ten alle tijde de beschikking te hebben over een bak vers water!
Ververs het water dagelijks voor een optimale gezondheid, bovendien kunt u dan tegelijk controleren of uw hond
wel een normale hoeveelheid water heeft gedronken.